Als je boetes wil vermijden, moet je dan de snelheidsmeter van je auto of je GPS volgen?

De snelheidsmeter in je auto en de GPS op je navigatiesysteem kunnen verschillende snelheden aangeven. Dit komt doordat autofabrikanten wettelijk verplicht zijn om ervoor te zorgen dat de snelheidsmeter nooit een lagere snelheid toont dan de werkelijke snelheid.

Om aan deze eis te voldoen, bouwen ze een veiligheidsmarge in, waardoor de snelheidsmeter vaak een iets hogere snelheid aangeeft dan je daadwerkelijk rijdt. Deze afwijking kan variëren, maar ligt meestal tussen de 4% en 10%.

Factoren die het GPS-signaal verstoren

Aan de andere kant berekent een GPS je snelheid door je positie over tijd te meten via satellieten. In ideale omstandigheden kan dit zeer nauwkeurig zijn en een betere benadering van je werkelijke snelheid geven dan de snelheidsmeter van je auto. Echter, factoren zoals tunnels, hoge gebouwen, dicht beboste gebieden en rijden op hellingen of in bochten kunnen het GPS-signaal verstoren, wat leidt tot minder betrouwbare snelheidsmetingen. (lees verder onder de afbeelding)

De snelheidsmeter is een betere keuze

Hoewel GPS-systemen onder optimale omstandigheden een nauwkeurige snelheid kunnen weergeven, is het raadzaam om voor de zekerheid de snelheidsmeter van je auto als primaire referentie te gebruiken. Deze is ontworpen met ingebouwde marges om te voorkomen dat je onbewust te hard rijdt, wat helpt om boetes te vermijden. Het is belangrijk om te onthouden dat zowel de snelheidsmeter als de GPS onderhevig kunnen zijn aan bepaalde afwijkingen, en een bewuste benadering van je snelheid kan bijdragen aan veiliger en boetevrij rijden.

(Afbeeldingen: Freepik)